Wat is de betekenis van Ouwelijk?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ouwelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. oudachtig, een oud voorkomen hebbend : hij ziet er ouwelijk uit; 2. zoals past bij iem. op leeftijd: ouwelijke neigingen; je moet je niet zo ouwelijk kleden.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ouwelijk

adj. & adv., âldsk; (als v. e. oude man), âldmannich; (als v.e. oude vrouw), âldwivich.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ouwelijk

bn., bw. (de kenmerken van ouderdom vertonende, de indruk wekkende van, passende bij iem. op leeftijd; oudachtig): een ouwelijk voorkomen; hij doet zo ouwelijk.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ouwelijk

('ouwələk) bn. en bw.(-er, -st) oudachtig : een uitzicht; zich voordoen.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ouwelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. oudachtig, een oud voorkomen hebbend: hij ziet er uit; dat maakt zo ouwelijk; 2. zoals past bij iemand op leeftijd: je moet je niet zo kleden.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ouwelijk

Ouwelijk bn. (-er, -st), oudachtig, met een oud voorkomen: hij ziet er ouwelijk uit; — (Z. A.) een ouwelijk kind, dat voor zijn leeftijd zeer ontwikkeld is; — (Z. A.) gewikst, piender, bij de hand.

2025-07-28
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten