oudelui, ouwelui
(19e eeuw) (jeugd) ouders. Zie ook: ouwe* heer. • En hoe maakt de oudeheer 't?.. Goed?... En je mama ook? Zeg, dat ik van avond even bij de oudelui aankom. (Frans Netscher: Studie's naar het naakt model.1886) • Als z’n vader ’m wil verrassen kan-ie eerst an de deur hooren dat ménéer naar z’n ouwelui in Zee...