Wat is de betekenis van Oude (1)?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oude (1)

Oude (1) - Oude m. en v. (-n), oude man, -vrouw; (gemeenz.) vader, baas, kapitein: ik zal het den oude vragen; bestje; (fig.) de Ouden, de volken der oudheid, inz de Grieken en Romeinen.