Wat is de betekenis van osso?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

osso

(1999) (ook: oso) (< Sur.) (straattaal) huis. • (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999) • Ik hoorde in Rotterdam veel verschillende tongen: Surinaams Nederlands, Sranantóngo, Sarnami, Papiamentoe, Perzisch, Turks... Daar speelden we mee: je had geen geld, maar doekoe - dat is Su...

2025-07-27
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

osso

been; pit (v. vrucht); le ossa, het gebeente; osso duro, fig. harde noot; osso buco, mergpijp.