Os
m. (-sen), 1. jonggesneden stier of bul, die men vetmest of als trekdier gebruikt; (spr.) van de os op de ezel springen, van de hak op de tak springen; — de ossen achter de ploeg spannen, de zaak verkeerd aanpakken ; — (Zuidn.) als 't lukt, dan kalft de os, gezegd van iets, dat men voor onmogelijk houdt; — zo dom als een os ;...