Orgeldraaier
m. (-s), iem. die een draaiorgel bespeelt.
Marc De Coster (2020-2025)
(1967) (Rotterdam, havenarb.) winchman. • Een mooie vind ik ook de orgeldraaier. Hij zit aan het orgel — oftewel: hij bedient de winch. (het Vrije Volk, 18/09/1967) • Orgeldraaier: winchman. (NRC Handelsblad, 10/10/1970) • (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: