Wat is de betekenis van orgeldraaier?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Orgeldraaier

m. (-s), iem. die een draaiorgel bespeelt.

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

orgeldraaier

(1967) (Rotterdam, havenarb.) winchman. • Een mooie vind ik ook de orgeldraaier. Hij zit aan het orgel — oftewel: hij bedient de winch. (het Vrije Volk, 18/09/1967) • Orgeldraaier: winchman. (NRC Handelsblad, 10/10/1970) • (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Orgeldraaier

s., oargel-, lieredraeijer.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

orgeldraaier

m. (-s) hij die een draaiorgel draait.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

orgeldraaier

m. (-s), iemand die een draaiorgel bespeelt, orgelman.

2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)