opzitter
(1965) (Barg., Amsterdam) vrouwenversierder. • Kijk jongens, deze man was nou wat we in Amsterdam een opzitter noemen, een pezer van het zuiverste water, een man die er met geen mogelijkheid van was te weerhouden zijn kansen te wagen en zijn zin door te drijven, als hij eenmaal was gevallen op een vrouw. (Harry Boting: Wie geeft me jatmous? 19...