Wat is de betekenis van Opvreter?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opvreter

m. (-s), 1. die zeer veel vreet; 2. die op kosten van een ander leeft; — doodeter ; uitzuiger.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

opvreter

(19e eeuw) (inf.) iemand die op kosten van een ander leeft; profiteur; parasiet. • Alle koningen en prinsen zijn opvreters, anders niet! (C.E. van Koetsveld: Schetsen uit de pastorij te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar. 1843) • As je dan maar 't huis uitrukt - opvreter! (Herman Heijermans: Op hoop...

2025-07-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Opvreter

iemand die op kosten van een ander leeft; profiteur; parasiet. Alle koningen en prinsen zijn opvreters, anders niet! (C.E. van Koetsveld, Schetsen uit de pastorij te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar, 1843) As je dan maar ’t huis uitrukt opvreter! (Herman Heijermans, Op hoop van zegen, 1900) Maar dat...

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opvreter

m. (-s), 1. iemand die zeer veel vreet; 2. iemand die op kosten van een ander leeft; uitzuiger.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opvreter

Opvreter - m. (-s), iem. die zeer veel vreet; die op kosten van een ander leeft.

Gerelateerde zoekopdrachten