Opvreter
m. (-s), 1. die zeer veel vreet; 2. die op kosten van een ander leeft; — doodeter ; uitzuiger.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. die zeer veel vreet; 2. die op kosten van een ander leeft; — doodeter ; uitzuiger.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (inf.) iemand die op kosten van een ander leeft; profiteur; parasiet. • Alle koningen en prinsen zijn opvreters, anders niet! (C.E. van Koetsveld: Schetsen uit de pastorij te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar. 1843) • As je dan maar 't huis uitrukt - opvreter! (Herman Heijermans: Op hoop...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (2007)
iemand die op kosten van een ander leeft; profiteur; parasiet. Alle koningen en prinsen zijn opvreters, anders niet! (C.E. van Koetsveld, Schetsen uit de pastorij te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar, 1843) As je dan maar ’t huis uitrukt opvreter! (Herman Heijermans, Op hoop van zegen, 1900) Maar dat...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. iemand die zeer veel vreet; 2. iemand die op kosten van een ander leeft; uitzuiger.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: