Wat is de betekenis van optimist?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Optimist

m. (-en), iem. die alles van de goede zijde beschouwt, in tegenst. met een pessimist.

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

optimist

optimist - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-ti-mist 1. iemand die alles van de positieve kant bekijkt ♢ Eugène denkt nooit dat het verkeerd kan aflopen, hij is een optimist 1. een eeuwige optimist ...

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Optimist

iemand die alles positief beschouwt

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Optimist

iemand, die van alles de goede zijde ziet.

2025-07-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

optimist

I. optimist; II. optimistisch.

2025-07-24
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Optimist

Wie 't liefst zichzelf bedriegt.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

optimist

m. optimisten (iem., die alles van de beste zijde beschouwt): een beminnelijk optimist.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

optimist

('mist) m. (-en) hij die alles van de beste zijde beschouwt.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

optimist

m. (-en), iemand die alles van de goede zijde beschouwt: hij is nogal een optimist; wat een optimist!, ironisch gezegd als iemand een goede uitslag verwacht waar heel weinig kans op is.