Wat is de betekenis van Opsplijten?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opsplijten

(spleet op, heeft en is opgespleten), 1. splijtende, klievende openen, vaneensplijten : een stuk hout opsplijten; 2. (onoverg.) al splijtende opengaan: die plank splijt op.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opsplijten

Opsplijten (spleet op, heeft en is opgespleten), splijtende, klievende openen, vaneensplijten: een stuk hout opsplijten; — die plank splijt op, daar komt eene scheur in. OPSPLIJTING, v.

Gerelateerde zoekopdrachten