Wat is de betekenis van opsmuk?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opsmuk

m., opschik, tooi, tooisel.

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opsmuk

opsmuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-smuk 1. overdadige versiering ♢ ik hou niet zo van al die opsmuk, doe maar gewoon! Zelfstandig naamwoord: op-smuk de opsmuk Synoniemen praal Tegenstelli...

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

opsmuk

tooisel, opskik; opgesmuk, oordrewe versier, opsier.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opsmuk

s., forsiering, opskik.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opsmuk

m. (tooi, opschik).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opsmuk

('op) m. tooi, opschik.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opsmuk

m., opschik, tooi, tooisel; zonder opsmuk, eenvoudigweg.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opsmuk

Opsmuk m. opschik, tooi, tooisel.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)