Opschuiven
(schoof op, heeft en is opgeschoven), 1. in de hoogte schuiven : de ramen opschuiven ; — een handwagen die door een oude vrouw tegen de sluis moest opgeschoven worden; 2. (onoverg.) schuivende omhoog gaan : opgeschoven schotsen ; 3. in een bep. richting schuiven : schuif die boeken wat op; 4. (oneig.) opschorten, uitstellen : werk, een oor...