Opruimer
m. (-s), 1. die opruimt; 2. werktuig om op te ruimen, opruimboor, opruimbeitel; 3. ben. voor de tanden van een zaag die iets korter zijn dan snijtanden.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. die opruimt; 2. werktuig om op te ruimen, opruimboor, opruimbeitel; 3. ben. voor de tanden van een zaag die iets korter zijn dan snijtanden.
Marc De Coster (2020-2025)
(1957) (voetb.) Nederlandse term voor ausputzer*. • Immers, de Belgische stopper Nelissen, is bepaald geen voetballer met veel kwaliteiten. Hij is, wat men in voetbaljargon een „opruimer" noemt. (Het vrije volk, 15/11/1957)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Riemer Reinsma (1975)
Hetzelfde als vrije verdediger. Bij het laatste schot van opruimer Haan fluit de scheidsrechter de match af. BRT-UITZENDING 23.6.1974
J. Kramer (1908)
Een stuk gehard en geslepen staal, dat dient om een geboord gat zuiver te, maken, zoodat een gedraaide bout er zuiver zonder de minste speelruimte in past. Het heeft een ronden boutvorm, met bijzijden een platten snijkant, van boven een vierkant gedeelte, waardoor het rondgedraaid kan worden. Bij machinewerk veel in gebruik.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: