Wat is de betekenis van Opruimer?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opruimer

m. (-s), 1. die opruimt; 2. werktuig om op te ruimen, opruimboor, opruimbeitel; 3. ben. voor de tanden van een zaag die iets korter zijn dan snijtanden.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

opruimer

(1957) (voetb.) Nederlandse term voor ausputzer*. • Immers, de Belgische stopper Nelissen, is bepaald geen voetballer met veel kwaliteiten. Hij is, wat men in voetbaljargon een „opruimer" noemt. (Het vrije volk, 15/11/1957)

2025-07-25
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Opruimer

Opruimer - achterstopper. Ook wel ausputzer pekelharry of libero genoemd.

2025-07-25
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

opruimer

Hetzelfde als vrije verdediger. Bij het laatste schot van opruimer Haan fluit de scheidsrechter de match af. BRT-UITZENDING 23.6.1974

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie supplement

Oosthoek (1972)

Opruimer

m. (-s), → ausputzer.

2025-07-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Opruimer

Een stuk gehard en geslepen staal, dat dient om een geboord gat zuiver te, maken, zoodat een gedraaide bout er zuiver zonder de minste speelruimte in past. Het heeft een ronden boutvorm, met bijzijden een platten snijkant, van boven een vierkant gedeelte, waardoor het rondgedraaid kan worden. Bij machinewerk veel in gebruik.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opruimer

Opruimer m. (-s), die opruimt; werktuig om op te ruimen, OPRUIMSTER, v. (-s).

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten