Oplopend
bn. bw. (-er, -st), 1. hoger wordend: omlopend terrein; 2. driftig, vurig, opvliegend; licht toornig wordende: hij is oplopend van aard.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. hoger wordend: omlopend terrein; 2. driftig, vurig, opvliegend; licht toornig wordende: hij is oplopend van aard.
Dr. E. Schröder (1980)
De eigenlijke betekenis van oplopen is: naar boven lopen, stijgen. Wordt het werkwoord gebruikt met betrekking tot de gemoedstoestand van een mens, dan betekent het: plotseling in beweging komen, zich met geweld verheffen, dreigen uit te barsten. Meestal gebruikt men dan het tegenwoordig deelwoord oplopend. Vondel vertelt dat Koningin Dido ‘d...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., opljeppen(d), blastich, gau op ien ein, hastich; — persoon, bolderb(l)ast, hoattelstoat.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 hoger wordend; 2 opvliegend, gauw boos, spoedig driftig): 1. terrein; 2. oplopend van aard.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn. en bw. (-er, -st), 1. hoger wordend: oplopend terrein; 2. driftig, vurig, opvliegend; snel boos worden: hij is oplopend van aard.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: