Wat is de betekenis van Oplegging?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oplegging

v., het opleggen; — in ’t bijz.: oplegging der handen, als zinnebeeldige handeling, benaming van een plechtige kerkelijke handeling; handoplegging.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oplegging

v. oplegging en: oplegging der handen, zinnebeeldige, plechtige handeling.

2025-07-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Oplegging

der handen, oudtijds een zinnebeeldige ceremonie bij1 een wijding, een opdracht enz.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oplegging

Oplegging v. het opleggen : oplegging der handen; — (w. g.) hooger bod; — lastgeving; aanligging; berging; onttakeling.