Oplegger
m. (-s), 1. persoon die oplegt, b.v. arbeider die granen oplegt in pakhuizen; 2. (sig.) klein blaadje tabak dat de bosjesmaker op het omblad legt, om dit sterker te maken; 3. (timm.) oplegscharnier; 4. bijwagen, volgwagen achter een tractor waarvan het voorste gedeelte steunt op de tractor; 5. opgelegd schip; 6. (veend.) langwerpige, smalle sch...