Wat is de betekenis van Openloopen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Openloopen

Openloopen (liep open, heeft opengeloopen), loopende met geweld openen : men liep de poort met een zwaren mast open; — stukloopen : hij heeft zijne voeten opengeloopen.

Gerelateerde zoekopdrachten