Openliggen
(lag open, heeft opengelegen), 1. opengeslagen, geopend liggen: het boek lag open; 2. (Zuidn.) zijn been ligt open, vertoont open wonden; 3. open, onbeschut, voor ieder toegankelijk liggen; 4. onbedekt liggen; 5. vrij voor het oog liggen, zichtbaar zijn; ook fig.