Openhartig
bn. bw. (-er, -st), oprecht, rondborstig,, zich vrijelijk uitende: hij was openhartig genoeg om mij te bekennen....; hij is al te openhartig, hij zegt meer dan hij verantwoorden kan; — blijk gevend van die eigenschap: een openhartige bekentenis; — bw.: openhartig spreken, antwoorden.