Openbaar
bn. bw. (-der, -st), 1. voor ieder open en bloot; algemeen zichtbaar, algemeen bekend: het feit werd openbaar; het openbaar en verborgen leven van Christus; — dat is een openbaar geheim, iedereen weet het; — (bijb.) kennelijk; — iets openbaar maken, a) het aan het licht brengen; b) er p...