Wat is de betekenis van openbaar?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Openbaar

bn. bw. (-der, -st), 1. voor ieder open en bloot; algemeen zichtbaar, algemeen bekend: het feit werd openbaar; het openbaar en verborgen leven van Christus;dat is een openbaar geheim, iedereen weet het; — (bijb.) kennelijk; — iets openbaar maken, a) het aan het licht brengen; b) er p...

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

openbaar

openbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: o-pen-baar 1. algemeen bekend ♢ hij maakte het bericht openbaar 2. wat van de overheid uitgaat ♢ bibliotheken zijn openbare voorzieningen ...

2025-07-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

openbaar

geopenbaar, bekend (publiek) maak; onthul; vertoon, algemeen duidelik; vir iedereen toeganklik, publiek; openbaar maak, algemeen bekend maak, publiseer.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Openbaar

adj. & adv., iepenbier; in het —, iepen(t)lik; openbare weg, hear(re)wei.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

openbaar

I. bn., bw. (1 voor ieder toegankelijk; publiek; 2 zodat ieder het weten kan, klaar, duidelijk; 3 algemene aangelegenheden betreffend); 1. de openbare school; een openbare verkoop; iets openbaar aanbesteden; de openbare weg; 2. dat feit is openbaar; in openbare vijandschap; 3 een openbaar ambt; een openbaar officier, z. ald.; [een zaak van] openb...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

openbaar

(opən'ba:r) bn. en bw. (-der, -st) 1. algemeen bekend: dat feit is -; iets maken; worden; een geheim. 2. niet geheim, openlijk: een ...bare uiting van het misnoegen der bevolking; elkander in ...bare geschriften bekampen; ...bare gruwelen; in ...bare vijandschap met iemand leven; in ‘t -, openlijk, voor aller ogen of op een openbare pla...

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

openbaar

(het accent wisselt), bn. en bw. (-der, -st), 1. voor ieder open en bloot; algemeen zichtbaar, algemeen bekend: het feit werd openbaar'; dat is een openbaar geheim, iedereen weet het; iets openbaar' maken, het aan het licht brengen; er publiciteit aan geven; 2. niet geheim, openlijk: openbare kritiek; 3. voor iedereen toegankelijk, publ...

2025-07-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Openbaar

’t Tweede lid (of’t achtervoegsel) is waarschijnlijk afgeleid van beren, in de bet. van: zich dragende, zich gedragende; het woord zou dan eig. bet.: open gedragende, d. i. niet-gesloten, voor allen toegankelijk, zichtbaar zijnde. Vgl. in ’t Mnl.: „Die ondaet was openbaer" = voor allen zichtbaar, aan allen bekend, en: &...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

openbaar

openbaar bn. 'voor iedereen van belang' categorie: geleed woord Mnl. openbaer 'voor iedereen zichtbaar, voor iedereen duidelijk' in Stille ende openbare 'op alle manieren' (letterlijk 'in stilte en openlijk') [1200; VMNW], dingen die openbar sin 'zaken die voor iedereen duidelijk zijn' [1236; VMNW], openbare...