op de nullijn gaan zitten
(1975) (inf.) gezegd van werknemers die geen inkomensverbetering meer zien. Hun koopkracht ondergaat geen verandering. De uitdrukking wordt sinds het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw gebruikt door politici tijdens debatten over het inkomensbeleid. Men kan ook `onder de nullijn zakken'. In dat geval daalt de koopkracht. • "Nul...