Wat is de betekenis van Oostmoesson?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oostmoesson

m. (-s), moesson die uit het Oosten waait; (ook) tijdperk gedurende hetwelk zulks geschiedt, de droge tijd (op Java van eind Mei tot eind October).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oostmoesson

m. (O.-I. moesson uit het Z.-O.; de droge tijd van deze moesson); op Java, van Mei tot November.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oostmoesson

('o:st) m. (-s) 1. Eig. uit het oosten waaiende droge moesson, op Java van half april tot half oktober. 2. Metn. tijd dat de oostmoesson waait.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oostmoesson

Oostmoesson m. (-s), de moesson die uit het oosten waait, (ook) het tijdperk gedurende hetwelk zulks geschiedt.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten