Wat is de betekenis van onzeglijk, onzeggelijk?

2025-07-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onzeglijk, onzeggelijk

(bn. en bw.) onzegbaar, onuitsprekelijk. Vader xxx (59) was ten zeerste aangedaan en toonde zich in een toespraak in gebroken Duits onzeglijk dankbaar tegenover de school en de mensen uit Kinrooi. - LN, 28-06-2001.

Gerelateerde zoekopdrachten