onzeglijk, onzeggelijk
(bn. en bw.) onzegbaar, onuitsprekelijk. Vader xxx (59) was ten zeerste aangedaan en toonde zich in een toespraak in gebroken Duits onzeglijk dankbaar tegenover de school en de mensen uit Kinrooi. - LN, 28-06-2001.
Peter Bakema (2003)
(bn. en bw.) onzegbaar, onuitsprekelijk. Vader xxx (59) was ten zeerste aangedaan en toonde zich in een toespraak in gebroken Duits onzeglijk dankbaar tegenover de school en de mensen uit Kinrooi. - LN, 28-06-2001.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: