Onwraakbaar
bn. (-der, -st), 1. niet gewraakt, niet geweigerd kunnende worden in zekere hoedanigheid : een onwraakbaar getuige; een onwraakbaar rechter; 2. stellig geloof verdienende, onwederlegbaar, waar niets tegen ingebracht kan worden: een onwraakbaar bewijs, recht; onwraakbare gevolgtrekking.