Wat is de betekenis van onwil?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwil

m., gebrek aan goede wil, weerspannigheid: het is blote onwil wanneer hij het niet goed doet; de onwil om met hem samen te werken was groot; iemands onwil buigen, breken.

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onwil

onwil - zelfstandig naamwoord uitspraak: on-wil 1. gebrek aan goede wil ♢ hij kán het wel, maar er is sprake van onwil Zelfstandig naamwoord: on-wil de onwil Tegenstellingen wil

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onwil

onwilligheid, teensin.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onwil

s., ûnwil.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwil

m. (gebrek aan goede wil, verzet, tegenzin): het is niets dan onwil.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwil

(‘on) m. gebrek aan goede wil: de van de bevolking durven trotsen.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onwil

m., gebrek aan goede wil, weerspanningheid: het is blote onwil wanneer hij het niet goed doet; het is geen onwil, ik (hij) zou wel willen (maar het kan niet).

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onwil

m. gebrek aan goeden wil, afkeer, verzet : het is bloote onwil wanneer hij het niet goed doet; de onwil om met hem samen te werken, was groot; iemands onwil buigen, breken.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)