Wat is de betekenis van Onvriend?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvriend

m. (-en), (w. g.) vijand: door vriend en onvriend betreurd; iem. te onvriend hebben, maken.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onvriend

m. onvrienden: thans zijn ze onvrienden, d. i. geen vrienden; hij stierf van vriend en onvriend beweend, vijanden.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onvriend

('on) m. (-en) 1. niet vriend : thans zijn ze -en. 2. vijand, maar nadrukkelijker : iemand te hebben, maken; door vriend en beweend.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvriend

m. (-en), (w. g.) vijand : uw Heer Broeder, van wien ik niet als onvriend scheiden mag; iem. te onvriend hebben, maken.

2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Onvriend

Onvriend, m. (-en), vijand na vooraf vriend geweest te zijn; met iem. -en zijn, de vriendschap met iem. afgebroken hebben; iem. ten - hebben, iem. tegen zich hebben. *-ELIJK, bn. en bijw. (-er, -st), niet vriendelijk; onwellevend; stuursch, barsch. -HEID, v. *-SCHAP, v. gmv. gebrek aan vriendschap; wraak, haat.