Wat is de betekenis van Onverstand?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverstand

I. o., 1. (w. g.) onwetendheid: wat zoude ons onverstand tot Uw volmaaktheid stijgen? 2. domheid: hij vreesde dat men zijn oprechtheid zou aanzien voor onverstand; 3. dwaasheid, onberedeneerdheid: het onverstand hebben, te... de dwaasheid begaan van. II. m. (-en), iem. die zich dwaas gedraagt: wat een onverstand ben jij!...

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onverstand

s.n., ûnforstan (it), dommens.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverstand

o. (domheid, dwaasheid, onberedeneerdheid): Pieter had het onverstand gehad, met zijn glacé-handschoenen te willen roeien.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverstand

('on) 1. o. Eig. dwaasheid, domheid, onberedeneerdheid : hij rekende op het van het volk ; hij had het gehad met zijn glacéhandschoenen te roeien. 2, m. Metn. (-en) dwaas mens : ten prooi aan dartele -en.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverstand

I. o., 1. domheid; 2. dwaasheid, onberedeneerdheid; II. v./m. (-en), iemand die zich dwaas gedraagt: wat een onverstand ben jij!

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverstand

o. onwetendheid: wat zoude ons onverstand tot Uw volmaaktheid stijgen l; domheid : hij vreesde dat men zijn oprechtheid zou aanzien voor onverstand; — dwaasheid, onberedeneerdheid: ’t genie moet vlien vóór bluffend onverstand; het onverstand hebben, de dwaasheid begaan; — m. (-en), iem. die zich dwaas gedraagt: wat...

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)