Onverstand
I. o., 1. (w. g.) onwetendheid: wat zoude ons onverstand tot Uw volmaaktheid stijgen? 2. domheid: hij vreesde dat men zijn oprechtheid zou aanzien voor onverstand; 3. dwaasheid, onberedeneerdheid: het onverstand hebben, te... de dwaasheid begaan van. II. m. (-en), iem. die zich dwaas gedraagt: wat een onverstand ben jij!...