Ontzaglijk
bn. bw. (-er, -st), 1. vrees en eerbied inboezemende : de ontzaglijke Goden; Napoleon was een ontzaglijk veldheer; 2. verheven, groots, indrukwekkend : wij Engelen, wij doorgronden dat ontzaglijk raadsel niet; de ontzaglijke hoogten dier sneeuw- en ijsvelden; 3. zeer groot: een ontzaglijke menigte; de ki...