Wat is de betekenis van ontspringen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontspringen

(ontsprong, is ontsprongen), 1. van of uit iets wegspringen: een getergde leeuw, die zijn hol ontspringt; — de dans ontspringen, het gevaar ontkomen; 2. ontsnappen aan: zij zullen ’t niet ontspringen. 3. snel uit iets te voorschijn komen: een juichtoon aan het hart ontsprongen. 4. zijn oorsprong hebben: d...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontspringen

ontspringen - Werkwoord 1. ergatief ontstaan op een bepaalde plek De Rijn ontspringt in de Zwitserse Alpen. 2. ergatief uitlopen, uitbotten Er is een roos ontsprongen aan Jesse's oude stam. 3. ergatief ~ + oorzakelijk voorwerp ontkomen a...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontspringen

ontspringen - onregelmatig werkwoord uitspraak: ont-sprin-gen 1. er niet door getroffen worden, niet gepakt worden ♢ ze konden het gevaar nog nét ontspringen 2. ontstaan (van rivieren) ♢ de Elbe...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontspringen

v., ûntspringe.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontspringen

ontsprong, is ontsprongen (1 van of uit iets wegspringen; 2 zijn oorsprong hebben): 1 de dans (de dodendans, z. ald.) ontsprongen, het dreigend gevaar ontkomen; 2 de Rijn ontspringt op de Alpen; een traan ontspringt zijn oog, ontwelt.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontspringen

(ont'springen) (ontsprong, is ontsprongen) 1. wegspringen uit : de leeuw ontsprong zijn hol. → dans. 2. ontsnappen : mogelijk mocht hij mij -. 3.zijn oorsprong hebben : de Rijn ontspringt op de St.-Gotthard. 4. ontwellen : een traan ontspringt zijn oog.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontspringen

(ontsprong, is ontsprongen), 1. van of uit iets wegspringen: de dans ontspringen, het gevaar ontkomen; 2. ontsnappen aan: zij zullen het niet ontspringen; 3. zijn oorsprong hebben: de Rijn ontspringt in Zwitserland.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontspringen

(ontsprong, is ontsprongen), van of uit iets wegspringen : een getergde leeuw, die zijn hol ontspringt; — (oneig.) den dans ontspringen, het gevaar ontkomen; — ontsnappen: zij zullen ’t niet ontspringen; —: snel uit iets te voorschijn komen : een juichtoon aan het hart ontsprongen; — zijn oorsprong hebben : de Rijn...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)