Onridderlijk
bn. bw. (-er, -st), ontbloot van ridderdeugden, niet zoals een ridder betaamt: een onridderlijk vorst; — (in verzwakte bet.) onhoffelijk, inz. jegens een vrouw.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), ontbloot van ridderdeugden, niet zoals een ridder betaamt: een onridderlijk vorst; — (in verzwakte bet.) onhoffelijk, inz. jegens een vrouw.
J.H. van Dale (1898)
bn. bw. (-er, -st), ontbloot van ridderdeugden, niet zoals een ridder betaamt: Philips de Goede was een onridderlijk, maar verstandig vorst; — onedelmoedig, inz. jegens een vrouw.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: