Onredelijk
bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud., in Z.-Ned. nog gew.) zonder rede, redeloos: het onredelijke vee. 2. niet op de rede gegrond of er uit voortvloeiende, ofwel er mee in strijd: zijn onredelijke vrees verbaasde ons allen. 3. onbillijk: een onredelijke eis; hij is niet onredelijk, nogal schappelijk; als bw. v. graad: hij vraagt...