Onpersoonlijk
bn. bw., 1. geen persoon zijnde: een onpersoonlijk God. 2. geen eigen karakter hebbende; op zulk een wijze: deze schilder werkt onpersoonlijk. 3. niet op een bepaalde of een bekende persoon betrekking hebbende: deze opmerking is onpersoonlijk; bij het bespreken van misstanden valt het moeilijk onpersoonlijk te blijven. 4. (spra...