Wat is de betekenis van Onlesbaar?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onlesbaar

bn., 1. niet te lessen: een onlesbare dorst hebben. 2. (dicht.) niet te blussen: een onlesbare gloed.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onlesbaar

adj., ûndwêstlik.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onlesbaar

bn. (niet te lessen): een onlesbare dorst, niet te verzadigen, te stillen.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onlesbaar

('lezba:r) bn. (...bare) 1. niet te lessen : een ...bare dorst hebben. 2. niet te blussen : een ...bare gloed.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onlesbaar

bn., 1. niet te lessen: een onlesbare dorst hebben; 2. (dicht.) niet te blussen: een onlesbare gloed.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onlesbaar

bn. niet te lessen: een onlesbare dorst hebben; niet te blussen, (dicht.): een onlesbare gloed.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten