Ongemanierd
bn. bw. (-er, -st), 1. zonder manieren, lomp: toon en houding waren plomp en ongemanierd; ongemanierde jongens; — bw.: ongemanierd spreken. 2. in zulk een hoge mate als met goede manieren in strijd is: hij is ongemanierd lang gebleven. 3. (zeew.) (van een schip) zijn bewegingen niet naar behoren kunnende uitvoeren.