Ongeld
o., meestal in ’t mv. (-en), 1. onkosten; 2. opgelden of opcenten boven een koopprijs.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., meestal in ’t mv. (-en), 1. onkosten; 2. opgelden of opcenten boven een koopprijs.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('on) o. (-en) slecht, overmatig geld nl. 1. Algm. a. onkosten : -en betalen, b. Scheepst. kleine averijen. 2. belasting: vrijdom van tienden, en andere -en.
J.H. van Dale (1898)
Ongeld o. (-en), onkosten; — (scheepst.) kleine averijen; — opgelden of opcenten boven een koopprijs; — geld dat in den een of anderen vorm als belasting w ordt opgebracht: vrijdom van tienden, beden, subventiën en andere ongelden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: