Wat is de betekenis van Ongeld?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongeld

o., meestal in ’t mv. (-en), 1. onkosten; 2. opgelden of opcenten boven een koopprijs.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongeld

o. (Z.-N. opgeld in eig. bet.).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongeld

('on) o. (-en) slecht, overmatig geld nl. 1. Algm. a. onkosten : -en betalen, b. Scheepst. kleine averijen. 2. belasting: vrijdom van tienden, en andere -en.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ongeld

Ongeld o. (-en), onkosten; — (scheepst.) kleine averijen; — opgelden of opcenten boven een koopprijs; — geld dat in den een of anderen vorm als belasting w ordt opgebracht: vrijdom van tienden, beden, subventiën en andere ongelden.