Wat is de betekenis van onblusbaar?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onblusbaar

bn., niet geblust kunnende worden: ’t onblusbaar vuur der wraak brandde in zijn gloeiende ogen; — (fig.) niet te stillen of tot bedaren te brengen: onblusbare haat.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onblusbaar

onblusbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. van een brand dat die niet te doven is door blussen Door de grote hitte, de langdure droogte en de harde wind waren de bosbranden onblusbaar geworden. Woordherkomst afleiding van blusbaar met het voorvoegsel on- Antoniemen blusbaar

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onblusbaar

('bluzba:r) bn. (... bare) en bw 1. niet geblust kunnende worden: een ...bare vuurgloed 2. niet te stillen: ...bare haat.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onblusbaar

(het accent wisselt), bn., niet geblust kunnende worden, meestal fig.: het onblusbare vuur; (fig.) niet te stillen of tot bedaren te brengen: mijn haat is onblusbaar.