Wat is de betekenis van Onbevrucht?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbevrucht

bn., 1. niet bevrucht, niet zwanger, niet drachtig: na gehouden onderzoek verklaarde de geneesheer de vrouw voor onbevrucht; onbevrucht' blijven; 2. niet vruchtbaar gemaakt: onbevruchte eitjes.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onbevrucht

adj., g(j)eld; (van melkvee), fear.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbevrucht

bn. niet bevrucht of bezwangerd, niet zwanger, niet drachtig: na gehouden onderzoek verklaarde de, geneesheer de vrouw voor onbevrucht; onbevrucht blijven, niet zwanger worden; de koe bleef onbevrucht; — niet door de aanraking van het manlijke zaad of door de inwerking van het stuifmeel vruchtbaar gemaakt: onbevruchte eitjes.