Onbeleefderik
m. (-en), (Zuidn.) onbeleefd mens.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
onbeleefd persoon. iemand die onbeleefd is; onbeleefd persoon. Ook gebruikt als scheldwoord. Voorbeelden: Als automobilist vervloek ik de lomperik die plots invoegt, zonder (ver)pinken uiteraard, die in volle snelheid en met de nodige verblinding, u verplicht de baan te ruimen of die onbeleefderik die me zonder mededogen de we...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
onbeleefd persoon (informeel) ‘Ginder zit een knappe vrouw,' zei hij, 'typisch mijn type. 't Wemelt hier van typisch mijn types. Ik ga hier meer komen.' 'Over wie heb je het?' vroeg Joe. De Meeuw wees, de onbeleefderik. 'Die daar,' zei hij, 'met die vlinderbril op.' (Herm...
Walter De Clerck (1981)
Onbeleefde kerel, vent. Ik ontvang die onbeleefderiken niet, WALSCHAP 1935. 17.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: