Wat is de betekenis van Onbeducht?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbeducht

bn. bw., niet beducht, onbevreesd.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbeducht

bn. bw. niet beducht, onbevreesd, geene beduchtheid of vrees gevoelende : onbeducht voor ’t sterven; — bw. van wijze, op de wijze van iem. die onbevreesd is, op eene wijze die getuigt dat men geene beduchtheid of vrees gevoelt: onbeducht heeft hij tegenover zijne vervolgers gesproken. ONBEDUCHTHEID, v.

Gerelateerde zoekopdrachten