Onbeducht
bn. bw., niet beducht, onbevreesd.
J.H. van Dale (1898)
bn. bw. niet beducht, onbevreesd, geene beduchtheid of vrees gevoelende : onbeducht voor ’t sterven; — bw. van wijze, op de wijze van iem. die onbevreesd is, op eene wijze die getuigt dat men geene beduchtheid of vrees gevoelt: onbeducht heeft hij tegenover zijne vervolgers gesproken. ONBEDUCHTHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: