Onbedrieglijk
bn. bw. (-er, -st), (van pers., w. g.) zonder bedrog, oprecht: een jong meisje openhartig en onbedrieglijk als een kind; — (van zaken) niet bedrieglijk, niet bedriegende, met de waarheid overeenkomende, betrouwbaar, vast, zeker: een onbedrieglijke voorstelling van het gebeurde; door een onbedrieglijk instinct gewaarschuwd...