Wat is de betekenis van Omvaart?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omvaart

v., 1. het omvaren: de omvaart om de wereld; 2. het her- en derwaarts varen: het was juist weer om een omvaart op het meer te doen; 3. het varen langs een omweg: na een omvaart van drie uren kwamen wij eindelijk in de haven.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omvaart

omvaart - Werkwoord 1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvaren ♢... dat jij omvaart2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvaren ♢... dat hij omvaart

2025-07-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

omvaart

- kapitein ter/op de lange omvaart, op de grote vaart. De Zelenaar met de onafscheidelijke pijp werd kapitein ter lange omvaart aan de Hogere Zeevaartschool van Antwerpen en behaalde een licentiaat in de Staatswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Gent (RUG). - DM, 06-07-2002.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omvaart

v. (het omvaren): de omvaart om het voorgebergte; na een omvaart van enige uren, het varen langs een omweg

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omvaart

('om) v. het omvaren: een op het meer doen; een moeten maken.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omvaart

v./m., 1. het omvaren: de om de wereld; 2. het varen langs een omweg; omweg in het varen; 3. (gew.) grote vaart: kapitein ter lange -.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omvaart

Omvaart v. het omvaren: de omvaart om de wereld; het omvaren, het her- en derwaarts varen: het was juist weer om eene omvaart op het meer te doen; — het omvaren, het varen langs een omweg: na eene omvaart van drie uren kwamen wij eindelijk in de haven.