Wat is de betekenis van Omlooper?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omlooper

m. (-s), iem. die omloopt, die veelal zonder doel rondslentert; — (bij het paardetuig, inz. van de artill.) de lederen riem, die tot steun aan het tuig der trekpaarden bevestigd is, en achter het paard om loopt; ook broek genoemd; — (weverij) een houten cilinder of rol aan het weefgetouw, waaromheen de ketting is opgerold; ook kettingb...

Gerelateerde zoekopdrachten