Wat is de betekenis van Omkring?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omkring

m., (dicht, en veroud.) omtrek: heel de omkring siddert van de hoefslag (Staring).

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omkring

omkring, OMMEKRING, m. (-en), (dicht.) kromme lijn of kring, die eene ruimte omsluit; de kring, om een voorwerp of eene plaats getrokken, de omtrek; — gmv. de ruimte gelegen binnen den kring, die om een voorwerp of eene plaats getrokken is : de omtrek, als ruimte gedacht: heel de omkring siddert van den hoefslag.