Wat is de betekenis van Omjoelen?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omjoelen

I. (joelde om, heeft omgejoeld), rondjoelen, met vrolijk en dartel getier rondlopen; II. (omjoelde, heeft omjoeld), joelend omgeven: het volk omjoelde de priesters.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omjoelen

omjoelen, (joelde om, heeft omgejoeld), joelend her- en derwaarts loopen, met vroolijk en dartel getier rondloopen : die wilde meiden hebben den heelen kermisnacht op straat omgejoeld; — (omjoelde, heeft omjoeld), joelend omgeven: het volk omjoelde de priesters.

Gerelateerde zoekopdrachten