Omjoelen
I. (joelde om, heeft omgejoeld), rondjoelen, met vrolijk en dartel getier rondlopen; II. (omjoelde, heeft omjoeld), joelend omgeven: het volk omjoelde de priesters.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. (joelde om, heeft omgejoeld), rondjoelen, met vrolijk en dartel getier rondlopen; II. (omjoelde, heeft omjoeld), joelend omgeven: het volk omjoelde de priesters.
J.H. van Dale (1898)
omjoelen, (joelde om, heeft omgejoeld), joelend her- en derwaarts loopen, met vroolijk en dartel getier rondloopen : die wilde meiden hebben den heelen kermisnacht op straat omgejoeld; — (omjoelde, heeft omjoeld), joelend omgeven: het volk omjoelde de priesters.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: