Omdraai
m., 1. (w. g.) het omdraaien, wending; —(Zuidn.) op een omdraai was hij weg, in een ogenblik; 2. (-en), plaats waar een weg een draai maakt, waar men een hoek omdraait: aan de omdraai viel het rijtuig omver; 3. omkeer (in opvattingen enz.).
Van Dale Uitgevers (1950)
m., 1. (w. g.) het omdraaien, wending; —(Zuidn.) op een omdraai was hij weg, in een ogenblik; 2. (-en), plaats waar een weg een draai maakt, waar men een hoek omdraait: aan de omdraai viel het rijtuig omver; 3. omkeer (in opvattingen enz.).
Wiktionary (2019)
omdraai - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omdraaien ♢... dat ik omdraai
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
omgedraai, terugkom voor bestemming bereik is; na teenoorgestelde kant toe draai; in rondte om as (laat), draai.
M. J. Koenen's (1937)
m. omdraaien (1 keer, omzwaai, wending; 2 de plaats, waar de weg een draai maakt, waar men een hoek omslaat): 1. de omdraai van een rad; 2. bij de omdraai van de weg; nog: Z.-N. op een omdraai, in een ogenblik.
Jozef Verschueren (1930)
('om) m. (-en) 1. Eig. het omdraaien, keer, omzwaai, wending: de van een rijtuig, een wiel. 2. Metn. plaats waar een weg enz. omdraait: aan de van de weg.
J.H. van Dale (1898)
omdraai, — m. het omdraaien (w. g.): bij den omdraai van het rijtuig zou er haast een ongeluk zijn gebeurd; — (Zuidn.) op een omdraai was hij weg, in een oogenblik; —, (-en), de plaats, waar een weg een draai maakt, waar men een hoek omdraait: aan den omdraai viel het rijtuig omver.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: