Wat is de betekenis van omdraai?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omdraai

m., 1. (w. g.) het omdraaien, wending; —(Zuidn.) op een omdraai was hij weg, in een ogenblik; 2. (-en), plaats waar een weg een draai maakt, waar men een hoek omdraait: aan de omdraai viel het rijtuig omver; 3. omkeer (in opvattingen enz.).

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omdraai

omdraai - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omdraaien ♢... dat ik omdraai

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

omdraai

omgedraai, terugkom voor bestemming bereik is; na teenoorgestelde kant toe draai; in rondte om as (laat), draai.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omdraai

m. omdraaien (1 keer, omzwaai, wending; 2 de plaats, waar de weg een draai maakt, waar men een hoek omslaat): 1. de omdraai van een rad; 2. bij de omdraai van de weg; nog: Z.-N. op een omdraai, in een ogenblik.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omdraai

('om) m. (-en) 1. Eig. het omdraaien, keer, omzwaai, wending: de van een rijtuig, een wiel. 2. Metn. plaats waar een weg enz. omdraait: aan de van de weg.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omdraai

omdraai, — m. het omdraaien (w. g.): bij den omdraai van het rijtuig zou er haast een ongeluk zijn gebeurd; — (Zuidn.) op een omdraai was hij weg, in een oogenblik; —, (-en), de plaats, waar een weg een draai maakt, waar men een hoek omdraait: aan den omdraai viel het rijtuig omver.