Oeverloper
m. (-s), 1. vogel van de familie der plevieren (Actitis hypoleucos); 2. soort van loopkever met metaalachtig groen lichaam (Elaphrus riparius), die slijkerige waterkanten en de bodem van uitdrogende waterplassen afzoekt.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. vogel van de familie der plevieren (Actitis hypoleucos); 2. soort van loopkever met metaalachtig groen lichaam (Elaphrus riparius), die slijkerige waterkanten en de bodem van uitdrogende waterplassen afzoekt.
Vogelbescherming Nederland 2009)
De naam oeverloper had niet beter gekozen kunnen worden. Overal waar min of meer kale oevers zijn aan zoet water kan hij tijdens de trek worden waargenomen, maar nooit in grote groepen. Als broedvogel is hij zeldzaam. Het geluid is kenmerkend: zeer hoog en schril "die-die-die"...Het heen en weer wippen van het achterlijf en de kop is opvallend gedr...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Klaas J. Eigenhuis (2004)
Actitis hypoleucos (Linnaeus: Tringa) 1758. Veelal aan oevers van waterpartijen lopende Steltloper uit de familie der Ruiters ←. De N naam is vermoedelijk een vertaling van D (Fluß) Uferläufer (letterlijk: '(rivier)oeverloper'), mogelijk via Schlegel (1844en 1852).Noors Strandsnipe (letterlijk: 'strandsnip') is e...
Lize Stilma (1961)
De doortrekvogel, die we wel eens aan de oevers van zout of zoet water vinden, gaat met het achterlijf hippend door het leven. Donkerbruin van rug, wit van buik, met groene poten, roept-ie „Twietisjie”.
Winkler Prins (1949)
(Tringa hypoleucos) behoort tot de Pluviervogels. In Ned. veel op trek; broedt hier zelden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: