Wat is de betekenis van occhio?

2025-07-28
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

occhio

oog; blik; omzichtigheid; occhio di bue (bove), dakvenster; occhio pollino, occhio di pernice, eksteroog; colpo d’occhio, uitzicht; dare nell’occhio, opvallen; colla coda dell’occhio, sott’occhio, tersluiks; stare con tanto d’occhi, verbaasd kijken; a occhio, op het oog; a occhio e croce, oppervlakkig; a quattro occhi,...