Obsĕquor
quūtus of cūtus sum (3); 1. (iemd) volgen, gehoorzamen, toegeven, ter wille zijn, zich naar iemd richten, alci, Cic.; vand. in ’t bijz., (een hogere) gehoorzamen, alci, Eutr., zijn gehoorzaamheid betuigen, huldigen, alci, Eutr. 2. overdr., (aan een hartstocht enz.) zich overgeven, bot vieren, najagen, naleven, nakomen, ...