Nutten
(nutte, heeft genut), 1. (veroud.) nuttigen,, voedsel gebruiken ; 2. (w. g.) nut opleveren, afwerpen: ’t kan niet nutten.
Van Dale Uitgevers (1950)
(nutte, heeft genut), 1. (veroud.) nuttigen,, voedsel gebruiken ; 2. (w. g.) nut opleveren, afwerpen: ’t kan niet nutten.
Wiktionary (2019)
nutten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord nut nutten - Werkwoord 1. van nut zijn nutten - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van nutten ♢Wij nutten ♢Jullie nutten ♢Zij nutten...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
nutte, h. genut (1 dienstig zijn tot; 2 [voedsel] gebruiken): 1. het nut mij niets, helpt; 2. iets nutten, beter nuttigen.
Jozef Verschueren (1930)
('nuttən) (nutte, heeft genut) 1. gebruiken, verorberen: voedsel -. 2. nut opleveren: wat nut het ons?
J.H. van Dale (1898)
(nutte, heeft genut), gebruik maken van (voedsel); dienen tot, dienstig zijn tot: het nut (baat, helpt) mij niet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: